Welk type vliegtuig model op de foto's vliegt sneller en waarom?

Het gaat niet om de snelheid hier, maar om de manouvreerbaarheid; bij een lage vleugel kun je beter manouvreren, en dat is bij gevechtsvliegtuigen van belang.

In de bron kun je lezen over de verschillende vleugelposities en hun voordelen en nadelen.

Vliegtuigen met de romp “op” de vleugel vliegen in principe niet sneller of langzamer dan vliegtuigen waarbij de romp onder de vleugel is bevestigd.
Wat wel iets sneller gaat dan laagdekkers én hoogdekkers (bij overigens gelijke uitgangsvoorwaarden) is de vleugel dwars door de romp heen steken, dan heb je een zgn. middendekker. Maar dat is in het gebruik in de burgerluchtvaart meestal onpraktisch.
De reden dat een middendekker iets harder gaat is gelegen in de lagere “interferentieweerstand”, zeg maar de onderlinge beïnvloeding van de luchtstromingen over en onderlangs de vleugels en langs de romp.

Bij de gevechtsvliegtuigen (jachtvliegtuigen) uit de Tweede Wereldoorlog speelt ook nog mee dat de piloot vrij ver naar achteren komt te zitten door de grote en zware motor voorin. Een cockpit bouwen met voldoende uitzicht en waarbij het hoofd van de piloot niet net in, onder, of achter de vleugel terechtkomt wordt dan al gauw onmogelijk.

Bommenwerpers waren vaak juist wel middendekkers of schouderdekkers. Daarin zit de bemanning verder naar voren, zeker bij meermotorige typen, wat de meeste waren. Middendekkers of schouderdekkers dus, want elke ontwerper wil zo eenvoudig mogelijk construeren en vooral zo snel mogelijk gaan met de beschikbare motorkracht. En een bommenruim is veel gemakkelijker nabij en tussen de voor- en achterliggers van de door de romp heen stekende vleugel te construeren dan een passagierscabine of vrachtruim. Bommen zijn compact en worden er van onderen ingehesen en gaan langs dezelfde weg naar buiten. En het bommenruim moet ook liefst in de buurt van de vleugel zitten, anders wordt de ligging van het zwaartepunt te veel afhankelijk van welke bom uit welke hoek van het bommenruim er nu net afgeworpen is (of juist is blijven hangen). Bij een vrachtwagen is er niet meteen iets loos als ergens de helft van de lading gelost is en de rest nog verder meemoet. Bij een schip kom je raar in het water te liggen (voorzover schepen ineens ergens een groot deel van hun lading zouden kunnen lossen). Maar een vliegtuig met opeens raar geplaatste lading kiept meteen voor- of achterover.